Pagina's

Verhaal "Een rijsttapijt om naar te kijken"

door Dirk Elst
Dwars door het ritme van de houten vloer ligt een tapijt.

Tja, ik zal straks wel kijken. Er staan nu nog te veel mensen rond, ik zie weinig tot niets, van het tapijt welteverstaan. Dat heb je natuurlijk op openingen van tentoonstellingen, vernissages zoals men in kunstkringen zegt: Mensen die naar kunst kijken.

'Kunstenaars zijn dwarsliggers’, volgens mijn vader, “die wanneer ze echt goed zijn in dat dwarsliggen, hier en daar een steekpenning van de gemeenschap krijgen om zodoende nog meer dwars te liggen.”

Wel, voor een keer geef ik hem gelijk: Je kan nooit genoeg dwarsliggen, denk ik dan. Op die manier worden we nog eens verwonderd en komen we uit onze, door de makke dagen uitgesleten zetel, om terug te leren kijken naar de dingen zonder, laten we zeggen, al die gewoontes die in ons een aangenaam verblijf vonden en ons ooit overtuigden van een welbepaald standpunt of perspectief. Meestal hadden ze zichzelf uitgenodigd en bespeelden vervolgens onze goede voornemens.

Na een tijd -als we geluk hebben- verlaten die gewoontes ons om plaats te ruimen voor weer andere, die ons op hun beurt anders naar hetzelfde doen kijken en ga zo maar door. Het hangt er allemaal vanaf hoeveel werkelijkheid je aankan. Hoe minder, hoe meer kunst, denk ik dan met mijn neus boven een glas champagne en een schijfje salami in mijn linkerhand.

Er staat een dikke man over het tapijt gebogen. Hij lijkt wel schelpen te rapen. 'Tja, wij zijn slimme beesten die met onze fikken nergens van af kunnen blijven en wanneer we met ons geprul in de problemen raken dan praten we er ons uit met concepten zoals nieuwsgierigheid of verwondering. Niemand kan daar iets tegen hebben, toch?'

'Wel eenzame jongen', leuter ik tegen mezelf, 'je bent wel heel misantropisch op een zondag als vandaag. Je spreekt voor eigen publiek, in je eigen kleine kop.'
Dat is de automatische piloot in mij, maar ik heb geleerd hem te uit te zetten in de mate van het mogelijke. Wanneer ik dat niet doe, ontaardt het steevast in innerlijke tirades waar niemand wat aan heeft. Trouwens ik kwam hier toch om te kijken?

Oh, daar heb je het meisje van het tapijt. Wel, wanneer je niet van haar tapijten houdt, kan je nog altijd naar haar kijken. Trouwens ze maakte haar tapijt met linzen en rijst. Ze heeft iets van een vogeltje dat besloot om haar nest net dat ietsje meer van zichzelf te geven, in feite kan ze ook niet anders: het is haar enige manier om de onverschilligheid uit de dingen te halen, wanneer die de godganse dag willen zwijgen, kunnen ze het tenminste op zo’n manier doen dat je er aangedaan en met weke ogen kan naar kijken. En ze heeft wel gelijk, denk ik dan.

'Verdomme die innerlijke monoloog ter verstrooiing der schuchtere mensen gaat maar ongestoord verder. Van dat kijken komt vandaag niet veel terecht. Hoe meer ik hem wil onderbreken, hoe meer hij leutert. Hoe eenzaam kan je jezelf maken, Narcissus? Het lijkt wel dat ik eerst alles voor eigen én tegelijk kritisch publiek speel, een thuismatch zeg maar, en in de schouwburg van mijn kop zit ik dan op het tipje van mijn stoel, op het eerste balkon naar mezelf uit te kijken. Wanneer vervolgens het doek wordt opgehaald en een publiek van vlees en bloed me hoopvol aanstaart, speel ik keer op keer het theater van het afscheid, het theater van de afstand ook.'

'Een rijsttapijt toont ons de vluchtigheid der dingen', zegt iemand in het groepje dat rond het tapijt staat en mij het zicht belemmert. De spreker krabt gewichtig aan het puntje van zijn slordige baard. 'Nou', antwoordt zijn buur, 'Ik vind het eerder het banale dat zich tot kunst bekeert.'

'Tjonge tjonge, wat zijn we weer droog filosofisch vandaag. Ik voel het eerder aan als een combinatie van de verleidelijkheid van een snoepkraam en de sensuele gezelligheid van grootmoeders tapijt.'

'Hallo jongens, wakker worden!’, gilt een blonde dame. Ze is blijkbaar de vrouw van een van de heren. 'Trouwens het zijn maar wat zaadjes op ritme gebracht door een vakkundige hand. Jullie overdrijven toch een beetje, niet?'

'Pfff, zoetje ik sprak daarnet met de kunstenares in kwestie, Sabine Bolk is haar naam. Je kan nog wat leren van die lekkere meid.'

'Pfff, die hautaine trut met haar pluimen en haar donkere haar bedoel je. Moet je nou zien hoe ze zich heeft uitgedost! Pfff rijsttapijt! Denkt ze misschien dat ze de Marie Antionette van Breda is? Nou, je weet hoe 'La Dauphine' eindigde. Ze moet niet te hard van de toren blazen of ik duw straks die ouwe die daar gebukt staat met zijn ganse klerezooi in haar linzenvod. Dan kan die trut op haar knietjes één voor één haar zaadjes terug leggen. Es zien wie er dan nog verleidelijk staat te wezen! Trouwens ventje, blijf maar mooi hier bij mij. Mijn moeder belde net. Binnen een half uur gaan wij bij haar taart eten.'

Luistervinken op vernissages is een eerste stap richting kunstpubliek. Vervolgens moet je, met je handen in je zakken, rustig afwachten totdat het jou beurt is om je aan de kunst te vergapen. Mijn vingers jeuken om aan het tapijt te zitten, maar ik houd ze in toom. Ik las ooit iets over verleiding en doodsdrift en meer van die vage dingen. Trouwens jezelf uitnodigen en je in een nest van een ander eens goed laten gaan, lijkt me nogal onbeleefd. Sommige mensen vinden me waarschijnlijk weinig verwonderd, afstandelijk en intellectueel. Andere denken misschien dat ik de dingen zelden aanraak, dat ik mensen te veel op zichzelf laat. Ik laat ze on-beleefd. Tja, ze vergissen zich, zelfs op vernissages.